Vandaag is het 29 februari. Een bijzondere dag en een goede aanleiding om 'De torens van februari' te herlezen. Dat heb ik al minstens tien keer gedaan, maar nog steeds laat ik me vangen door de sfeer van het verhaal; geheimzinnig, vreemd en drukkend.
'De torens van februari' is een boek van mijn favoriete jeugdboekenschrijfster Tonke Dragt. De schrijfster heeft altijd volgehouden dat het niet haar eigen werk is, maar het dagboek van de jongen Tom Wit. "Ik heb niets aan het relaas toegevoegd, het alleen 'leesbaar' en overzichtelijk gemaakt," schrijft ze in het voorwoord.
Tom Wit schrijft het dagboek in 1964, als hij een maand verblijft in een parallelle wereld die de onze alleen raakt in een schrikkeljaar, op 29 februari en 1 april. Hij reist erheen door het uitspreken van een woord en komt aan zonder geheugen, al roepen sommige dingen vage herinneringen op. In zijn dagboek noteert hij wat hij beleeft in die wereld die vreemd en vertrouwd is, onbekend en mooi, maar ook gevaarlijk. Op 1 april (hij herinnert zich eindelijk het woord) keert hij terug naar onze wereld, om op 29 februari 1968 opnieuw te vertrekken. Tonke Dragt krijgt het dagboek enige jaren later in handen en laat het in 1973 in boekvorm uitgeven.
'De torens van februari' is dus 39 jaar oud, maar niet gedateerd. Het is bedoeld voor de jeugd, maar niet kinderlijk. Het is tijdloos en het heeft een bijzondere kracht: ik lees het zoals ik het als kind las, ademloos en in de ban van het verhaal. En het geeft me iets terug dat ik als volwassene ben kwijtgeraakt: het gevoel dat alles mogelijk is en dat werkelijkheid een rekbaar begrip is.
Als je maar op de juiste tijd op de juiste plaats bent. En als je het juiste woord weet te vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten