Toen ik begon te schrijven, schreef ik korte verhalen met de nadruk op kort. Anderhalf tot twee A4'tjes. Schrijven was een feest, een adrenalinekick waar niets tegenop kon. Ik kreeg een inval, spon die in mijn hoofd uit tot een verhaal en ging dan zitten om te schrijven. Ik schreef in een roes, zonder pauze. In een recordtijd naar de finish. Bijkomen met een stijve nek en zere vingers van de inspanning, herlezen en enkele dingen aanpassen, klaar.
Mijn verhalen worden steeds langer. De gemiddelde lengte ligt rond de 20 pagina's. Ze zijn ook anders, gecompliceerder. Mijn kórte korte verhalen draaiden om het thema wraak. En wraak is nu eenmaal niet gecompliceerd. Natuurlijk kun je een ingewikkeld plan verzinnen om wraak te nemen, maar wraak op zich is glashelder.
Dat waren mijn verhalen ook. Eén hoofdpersoon, een simpel plot, geen dialoog. Hoofdpersoon maakt iets mee, staat hem of haar niet aan, slaat terug. Einde.
Mijn nieuwere verhalen hebben meerdere personages met verschillende motieven, de karakters zijn minder eendimensionaal en er is dialoog. Daardoor is het schrijven ingewikkelder geworden. Aan de ene kant is dat leuk, aan de andere kant verlang ik soms terug naar mijn oude verhalen.
Alleen... het lukt me niet meer om zo te schrijven. Ik heb het geprobeerd, maar wat voorheen gewoon gebeurde, is nu een kunstgreep. En daar vaart alleen de papiermand wel bij.
Toch ga ik het nog één keer proberen.
Van A naar B zonder oponthoud.
En me vooral niet laten afleiden door de stemmen van de personages die ik daarmee straal negeer.