woensdag 29 februari 2012

De kracht van een boek

Vandaag is het 29 februari. Een bijzondere dag en een goede aanleiding om 'De torens van februari' te herlezen. Dat heb ik al minstens tien keer gedaan, maar nog steeds laat ik me vangen door de sfeer van het verhaal; geheimzinnig, vreemd en drukkend.

'De torens van februari' is een boek van mijn favoriete jeugdboekenschrijfster Tonke Dragt. De schrijfster heeft altijd volgehouden dat het niet haar eigen werk is, maar het dagboek van de jongen Tom Wit. "Ik heb niets aan het relaas toegevoegd, het alleen 'leesbaar' en overzichtelijk gemaakt," schrijft ze in het voorwoord.

Tom Wit schrijft het dagboek in 1964, als hij een maand verblijft in een parallelle wereld die de onze alleen raakt in een schrikkeljaar, op 29 februari en 1 april. Hij reist erheen door het uitspreken van een woord en komt aan zonder geheugen, al roepen sommige dingen vage herinneringen op. In zijn dagboek noteert hij wat hij beleeft in die wereld die vreemd en vertrouwd is, onbekend en mooi, maar ook gevaarlijk. Op 1 april (hij herinnert zich eindelijk het woord) keert hij terug naar onze wereld, om op 29 februari 1968 opnieuw te vertrekken. Tonke Dragt krijgt het dagboek enige jaren later in handen en laat het in 1973 in boekvorm uitgeven.

'De torens van februari' is dus 39 jaar oud, maar niet gedateerd. Het is bedoeld voor de jeugd, maar niet kinderlijk. Het is tijdloos en het heeft een bijzondere kracht: ik lees het zoals ik het als kind las, ademloos en in de ban van het verhaal. En het geeft me iets terug dat ik als volwassene ben kwijtgeraakt: het gevoel dat alles mogelijk is en dat werkelijkheid een rekbaar begrip is.

Als je maar op de juiste tijd op de juiste plaats bent. En als je het juiste woord weet te vinden.

donderdag 2 februari 2012

Mooi weer vandaag

Het weer is een dankbaar onderwerp en dat was vorige week goed te merken. De media kondigden groots aan dat het zou gaan vriezen. Sommigen hielden het neutraal ('Vorst op komst'), anderen werden licht hysterisch ('Historische kou').

'Wat is het koud vandaag', 'Wat een weer hè?', 'Foei, wat is het warm'. Enkele willekeurige kreten waarmee Nederlanders graag een conversatie beginnen. Nu is het natuurlijk zo dat het weer hier alle kanten op kan. Woon je in een land waar het altijd zonnig is en rond de dertig graden, dan valt er ook weinig over te melden. 'Weertje, hè?' Ja, gisteren ook, eergisteren, vorige week, vorige maand...

Ik doe er net zo hard aan mee en becommentarieer het weer naar hartenlust. Sterker nog: ik krijg hoofdpijn als er sneeuw in de lucht zit (lach niet!), steken in mijn gewrichten als het gaat regenen en ik word gruwelijk ongedurig als er onweer op komst is. Mijn lijf is een stuk betrouwbaarder dan het KNMI.

Zou dat de reden zijn dat het weer vaak zo'n grote rol speelt in mijn verhalen? 'Onweer' en 'Achter de nevel' zijn bijvoorbeeld allebei ingegeven door het weer. Weersomstandigheden en een bepaald gevoel daarbij waren de aanleiding, de inspiratiebron. De verhalen volgden vanzelf.

Ook mijn nieuwste verhaal heeft het weer als uitgangspunt. Een zonnige dag met een zomerse temperatuur. Heerlijk weer en niks bijzonders, behalve dat die dag zich afspeelt op 23 oktober. Op diezelfde dag vindt er een ramp plaats van ongekende omvang en het weer zal vanaf dat moment niet meer veranderen. Het einde van de wereld is in zicht.

Er zijn dagen dat ik niets liever wil dan ergens wonen waar het constant 30 graden is. Maar ik vraag me wel af hoe het dan gaat met mijn verhalen. Zou de stroom opdrogen? Zou ik op tijd een nieuwe inspiratiebron vinden?

Ik denk dat ik hier nog maar even blijf en de 'slechte' dagen op de koop toe neem. Want wat geeft het toch een goed gevoel om de laatste hand aan een verhaal te leggen terwijl de regen tegen de ramen klettert en de wind om het huis giert.